Witwassen van geld
Voor de toepassing van de wet van 18 september 2017 (hierna de “Wet”), wordt beschouwd als “witwassen van geld”:
“1° de omzetting of overdracht van geld of andere goederen, wetende dat deze zijn verworven uit een criminele activiteit of uit deelneming aan een dergelijke activiteit, met het oogmerk de illegale herkomst ervan te verhelen of te verhullen of een persoon die bij een dergelijke activiteit is betrokken, te helpen aan de juridische gevolgen van de daden van die persoon te ontkomen;
2° het verhelen of verhullen van de werkelijke aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing, rechten op of de eigendom van geld of goederen, wetende dat deze verworven zijn uit een criminele activiteit of uit deelneming aan een dergelijke activiteit;
3° de verwerving, het bezit of het gebruik van geld of goederen, wetende dat deze voorwerpen zijn verworven uit een criminele activiteit of uit deelneming aan een dergelijke activiteit;
4° deelneming aan, medeplichtigheid aan, poging tot, hulp aan, aanzetten tot, vergemakkelijken van, of het geven van raad met het oog op het begaan van één van de in de punten 1°, 2° en 3°, bedoelde daden.”
De Wet definieert “criminele activiteit” als iedere vorm van betrokkenheid bij het plegen van een misdrijf dat in verband staat met:
- terrorisme of de financiering van terrorisme;
- georganiseerde misdaad;
- illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
- illegale handel in wapens, goederen en koopwaren met inbegrip van antipersoonsmijnen en/of submunitie;
- mensensmokkel;
- mensenhandel;
- exploitatie van de prostitutie;
- illegaal gebruik bij dieren van stoffen met hormonale werking of illegale handel in dergelijke stoffen;
- illegale handel in menselijke organen of weefsels;
- fraude ten nadele van de financiële belangen van de Europese Unie;
- ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd;
- sociale fraude;
- verduistering door personen die een openbare functie uitoefenen en corruptie;
- ernstige milieucriminaliteit;
- namaak van muntstukken of bankbiljetten;
- namaak van goederen;
- zeeroverij;
- een beursmisdrijf;
- het onwettig openbaar aantrekken van spaargeld;
- het verlenen van bankdiensten, financiële diensten, verzekeringsdiensten of geldovermakingsdiensten, of valutahandel, of enige andere gereglementeerde activiteit, zonder over de voor die activiteiten vereiste vergunning te beschikken of aan de toegangsvoorwaarden te voldoen;
- oplichting;
- misbruik van vertrouwen;
- misbruik van vennootschapsgoederen;
- een gijzeling;
- een diefstal;
- afpersing;
- de staat van faillissement;
- informaticabedrog;
De preventieve Wet heeft dus enkel betrekking op ernstige criminele activiteiten en slaat dus niet op andere vormen van witwassen van geldmiddelen of goederen. De lijst met criminele activiteiten, zoals opgesomd in artikel 4, eerste lid, 23° van de Wet, is ruim genoeg om alle feiten te omvatten die in Belgisch recht met een minimale gevangenisstraf van meer dan zes maanden strafbaar zijn gesteld.
De Wet verwijst echter niet naar specifieke bepalingen van het strafrecht, maar in het algemeen naar bepaalde vormen van misdadigheid, door woorden te gebruiken zoals ze in hun gewone betekenis in de omgangstaal worden gebruikt.
De Wet bevestigt expliciet dat het niet de taak van de onderworpen entiteiten is het onderliggend misdrijf te bepalen van de vastgestelde feiten of verrichtingen waarbij vermoedens van witwassen bestaan.
Er is sprake witwassen van geld, zelfs indien de activiteiten die ten grondslag liggen aan de wit te wassen geldmiddelen of goederen hebben plaatsgevonden op het grondgebied van een andere lidstaat of op dat van een derde land.